"Het mag fel"
gepubliceerd in tijdschrift Knack
Hij gaat door de wereld als cartoonist. Een tekenaar is hij zeker, maar vooral een schilder. De stille wereld van Benoît van Innis.
Hij maakt tekeningen, de ene al met meer humor dan de andere. Evengoed kunnen ze gewoon tijdloos of poëtisch zijn, een sfeer of een gevoel uitstralen. In zijn eerste albums, 'Scrabbelen in de Herfst' en 'Het verboden museum' bekeek Bruggeling Benoît van Innis (38) zijn milieu van herkomst, de hogere burgerij, met milde ironie. Deftig geklede mensen, vreemde dingen doend, als het maar niet met werken verward kan worden. Gaandeweg werden z'n tekening kaler, abstracter ook - getuige z'n wekelijkse bijdrage voor De Standaard der Letteren.
En de schilder in hem, die er altijd wel was, stak almaar meer de kop op . Sinds kort gaat hij ook grotere opdrachten niet uit de weg. Op een blinde muur in het kantoorgebouw van Mercator-Noordstar in Antwerpen - uitkijkend op een door Maarten van Severen ingerichte bibliotheek - ontwierp hij een tegelschildering van mensen die tussen de bomen aan ons voorbijkijken. En in het voorjaar verschijnen, alweer op Portugese tegeltjes - in het door de architecten Henk de Smet en Paul Vermeulen vernieuwde metrostaton Maalbeek in Brussel - hel grote portretten van zijn hand op de muren. Benoît gaf ze de uitdrukking van de universeel starende mens, de metromens.
Benoît: De eerste keer dat ik in The New Yorker verscheen, was de schoonste dag van mijn leven. Ik kreeg een brief van Sempé om mij te feliciteren. Fantastisch, want voor mij was dat een man die eigenlijk niet bestond. Toen ik klein was, ging ik speciaal naar een boekhandel in Brugge om zijn nieuw album te zien. Waarschijnlijk ben ik kunstenaar geworden dankzij Sempé. Mijn vroege humor is daaruit ontwikkeld. Er is een gemeenschappelijke gevoeligheid voor de kleine dingen, voor humor en beelden die bijna pointeloos zijn.
Hoe deftig je mensen altijd zijn.
Benoît: Grote humoristen als Buster Keaton, de Dikke en de Dunne, zien er uiterlijk ook altijd perfect uit. Dat zijn mensen die altijd in orde willen zijn, maar eigenlijk zijn ze niet in orde. Er loopt altijd iets verkeerd. Ik ben ook altijd een grote fan geweest van Buñuel. Ik beschouw hem als een ven de allergrootste humoritische cineasten. Zijn films spelen zich af in diplomatieke, adellijke kringen. Daardoor is de spanning ook zoveel groter.
Je typeheld is ook meer een aristocraat dan een burgermannetje.
Benoît: Jaja, zoals de vader van Buñuel die nooit gewerkt heeft. Iedere dag ging hij met een huisknecht zijn sigaren en wijn kopen. Zelf droeg hij het sigarendoosje, en de man naast hem moest de wijn dragen. Dat was zijn enige bezigheid van de dag. Niks anders doen, fantastisch.
Je tekeningen zijn met de jaren kaler, abstracter geworden. Je maakt meer schilderijen, soms met een architecturale dimensie in gebouwen.
Benoît: Van nature voel ik dat ik ook een schilder ben. Ik zou natuurlijk nu met mijn ogen dicht een tekening kunnen maken zoals tien jaar geleden. Maar het evolueert. Zoals Kafka zei: 'een kunstenaar kun je vergelijken met een klok die vijf minuten vooruitloopt.' Dat is normaal. Ik ben constant bezig met mijn werk, en ik denk al vooruit. De mensen die mijn werk volgen, komen altijd net iets achter. Als ze het gevat hebben, willen ze dat het zo blijft.
Veel cartoonisten doen altijd hetzelfde.
Benoît: Ja, maar het wereldje van de cartoonisten interesseert me niet. Humor om de humor verveelt me snel. Voor mij moet dat iets meer zijn. Ik heb in mijn bibliotheek misschien honderd boeken over schilders en drie over cartoons…
… van Steig, Steinberg en Sempé?
Benoît:En Glen Baxter natuurlijk. Vooral in het begin voelde ik er verwantschap mee. Hij is een goed voorbeeld van iemand die nog krak hetzelfde maakt als twintig jaar geleden. Iemand zie me eens: eigenlijk is Glen Baxter meer een schrijver. Bij hem worden de teksten met de jaren belangrijker, bij mij verdwijnt de tekst totaal, of bijna.
Eén van je albums heet 'Felle Hemel', maar je hemels zijn aan de grijze kant.
Benoît: Als je het letterlijk neemt, is het zo, maar ik denk dat je de felheid kunt steken in de gevoelens. Hemel is een belangrijk aspect in mijn werk, maar hemel kan ook het wit zijn van het blad, de ruimte, alles. En felheid, dat is misschien omdat ik ook van dat woord hou. Ik hou van felheid. In de mooie zin van het woord: gedrevenheid, passie…
… rusteloosheid, avontuurlijkheid. Voor je schilderingen op tegels voor het metrostation Maalbeek moest je de stap naar het grote formaat zetten.
Benoît: En het is ook het formaat dat jou zegt hoe je moet werken. Zoals de cineast Robert Bresson zegt: je mag een idee hebben, maar het moet ook altijd vaag genoeg zijn. Als kunstenaar moet je ook openblijven voor de verrassingen, voor het moment. Je kunt zeggen: ik ga zo en zo werken, en je werkt zo en zo, en dan plots komt er totaal onverwacht een kruispunt, en het is de andere straat die de beste is.
In je kinderboek 'Oom Gilbert' ontmoeten de helden onverwacht een dichter die tegen een boom spreekt.
Benoît: Oom Gilbert is een kunstenaar. Als hij aan het werken is, kijkt hij gewoonlijk door het raam, en zijn atelier is leeg. Zijn stilleven ligt op het bed. Wanneer ze iemand tegenkomen die tegen een boom spreekt, reageert oom Gilbert met de laconieke houding van die iemand die gewoon zegt: 'ja kijk, dat is een dichter, alsof het een loodgieter kon zijn.'
Is een dichter iemand die tegen een boom spreekt?
Benoît: Neen, maar het kan wel. Hij kan ook tegen de zee spreken.
Dat doen je figuren wel.
Benoît: Als je naar je eigen leven kijkt, betrap je jezelf daar toch enorm veel op. Mensen komen stenen tegen op straat, of zo. Ik zeg niet dat ze tegen de stenen gaan spreken, maar eigenlijk wel. Een domme steen op straat kan bij manier van spreken je leven misschien veranderen. Alles kan je leven veranderen. Er zijn mensen die tegen hun televisie spreken, mensen die tegen hun auto spreken. Waarom zou je niet tegen een boom spreken?
Had je zelf geen oom die Gilbert heette, een aristocraat met een grote, omheinde tuin?
Benoît: Neen, ik heb eerder gedacht aan een figuur zoals alle kinderen wel zouden moeten hebben. Of dat nu een oom is of een grootvader, een grootmoeder, een buurman of een kennis. Iemand bij wie je kunt gaan, en waar er andere regels en wetten bestaan dan thuis. Waar je een soort anarchie vindt. Ik had een neefje dat een paar kilometer verder woonde. Zijn ouders waren veel jonger dan de mijne, want ik was de jongste van acht kinderen. En bij hem waren er dingen die mochten, die bij ons niet mochten. Een dom detail dat me altijd is bijgebleven is: daar mochten we cola drinken aan tafel. Bij ons was dat totaal uit den boze. Ik weet niet of mijn moeder in heel haar leven twee keer een fles cola gekocht heeft.
Je figuren flippen kunst en literatuur. Met muziek zijn ze haast nooit bezig.
Benoît: Ik ben ook niet zo muzikaal. Ik leg zelden of nooit een plaat op, maar ik vind het wel plezant als iemand anders dat in mijn plaats doet. Serge Gainsbourg…
… Je schildert een wat dove wereld.
Benoît: Ik denk dat ik ook eerder houd van stille kunst, of ze nu conceptueel is of abstract, schilderkunst of beeldhouwkunst. En in de film hou ik van Buster Keaton, Robert Bresson, Tarkovski… Dat zijn allemaal heel stille cineasten.
Je beoefent een zacht surrealisme. Je deinst er niet voor terug om, bijvoorbeeld, voetbal en kunst samen te brengen.
Benoît: Een tekening waar ik enorm van houd, heeft als titel Club Brugge 8 - Anderlecht 2. En de acht doelpunten van Club Brugge waren allemaal mijn geliefde kunstenaars. De twee doelpunten van Anderlecht waren Salvador Dalí en Paul Mara of zoiets. (Paul Delvaux, jb).
Je hebt het niet voor Dalí?
Benoît: Ah nee, ik heb hem bij Anderlecht gestoken. Omdat ik van dat soort surrealisme absoluut niet moet hebben. Dat Buñuel afstand heeft genomen an Dalí is geen toeval.
Maak je een onderscheid in je passies?
Benoît: Nee. Ik ben een vrij emotioneel iemand. Bij het voetbal is dat nog veel fysieker. Als ik naar een match kijk, zou ik bij manier van spreken mijn vingers en mijn sigaretten opeten. Als Club Brugge tegen Stuttgart in de laatste minuut scoort, is de ontlading enorm. Ik denk dat ik dat nodig heb, omdat al de rest in mijn leven veel stiller is, al de rest zit veel meer vanbinnen. En voetbal spelen en voetbal kijken is voor mij een fysieke ontlading. Maar de eerste keer dat ik het werk van Piero della Francesca zag in Londen, 'Johannes de Doper', was ik gewoon aan de grond genageld. Op dat moment heb ik tranen in mijn ogen. Zoals ik ook tranen in mijn ogen heb als ik zo'n Engelse speler zie met de Beker van Engeland in Wembley. Op dat moment heeft voetbal niets meer te maken met commercie. Dan zie je ook dat die speler, of hij nu miljoenen verdient of niet, het hoogste heeft bereikt wat hij kan bereiken, dat is zo enorm.
Dat vlakke, uitgepuurde in de kunst voor de Renaissance, heb je je dat ook niet proberen eigen te maken?Benoît: Dat gebeurt nooit bewust. Maar natuurlijk, ik hou van Piero della Francesca, daar moeten redenen voor zijn. Misschien gebeurt er iets bij hem dat mij enorm ontroert. En ja, ook het feit dat hij zeer uitgesproken taferelen schildert. Maar toch: alles is gestold, alles staat stil, de tijd staat stil, alles wordt universeel.
Af en toe haal je vernietigend uit. De tekening van de man die met een elektrische zaag onderweg is in de afdeling veertiende-eeuwse Italiaanse schilderkunst…
Benoît: Dat is toch altijd de droom geweest van ieder kind. Ik had dat ook. Op school, in het college, in allerhande omstandigheden was er altijd die spanning, zoals in een theater: het publiek is muisstil, stel dat ik nu zou rechtstaan, wat zou er gebeuren? Of je zit in een lusterwinkel, en je zou alles kapotslaan, dat moet toch fantastisch zijn. Of iemand die zegt, je mag hier binnenkomen in een zeer chic appartement, je hebt twee uur en je mag alles kapotslaan. Ik denk dat iedereen daarvan droomt. De mooiste scènes bij de Dikke en de Dunne zijn wanneer alles kapotgaat. Dat is toch fabuleus. Bij Buster Keaton valt het hele huis ook in mekaar omdat hij het totaal verkeerd gebouwd heeft. En dat vinden de mensen ook geweldig komisch omdat iedereen daar iets in herkent.
Je bekende ooit: 'Een kunstenaar brengt grote offers, en uitgerekend hij krijgt het verwijt dat hij een grote egoïst is.' Toch bitter?
Benoît: Bitterheid zou ik het niet noemen. Ik denk dat dit een beetje eigen is aan alle mensen die iets met verbetenheid doen. Kunstenaarschap is niet iets wat je zomaar doet, of waarvan je zegt: ik had evengoed loodgieter kunnen worden. Dat is niet waar, dat is larie. Aan de ene kant wil je genereus zijn, wil je iets geven aan de mensen maar eigenlijk doe je het voor jezelf. Je doet het omdat je het moet doen, omdat je voelt: zonder dat kan ik niet leven. Maar om echt goeie dingen te maken, moet je soms ook dingen laten staan… ja. Je kunt niet aan alles toegeven. Als je kunstenaar bent, is het normaal dat je vaak de vraag stelt: wat is de zin van hetgeen ik doe, waarom doe ik dat? In een wereld vol ellende, oorlogen, zijn er mensen die zeggen: ik ga helpen, Artsen zonder Grenzen.
De maatschappij aanvaardt dat beter, het is ook duidelijker als ik zeg tegen iemand: ik ben zes maanden op een jaar in Afrika om die arme mensen te helpen. Dan vraagt niemand: zijn er geen betere dingen te doen? Maar als je zegt: ik zoek naar de juiste lijn, ja, dat klinkt al een beetje belachelijk… allez kom, Andrej Roeblov in de film van Tarkovski heeft hetzelfde probleem als wat wij hebben. Hij leefde toen in het Rusland van de Middeleeuwen, met al die ellende, die wreedheid. En Andrej Roeblov, die schitterende schilder, was zijn geloof aan het verliezen. Hij kreeg opdrachten om te schilderen en hij vervulde ze niet omdat hij die ellende zag en zei: wat heeft het voor zin dat ik zo'n kunst schilder? Op het einde van de film ziet hij de kleine klokkenluider. Die slaagt erin, alleen maar omwille van zijn wilskracht en zijn geloof, om de klok te maken. Andrej Roeblov ziet dat, en daardoor vindt hij zijn geloof terug, en gaat hij verder met zijn iconen. De film eindigt op al die iconen. Dat zijn de enige kleuren die je ziet.
(C)1998, Jan Braet
Author: Jan Braet
URL: https://www.benoit-artist.com/reviews/Jan-Braet